t. 180 20 Juni 1908. „Volgens art. 7 der pensioenverordening hebben zijne „weduwe en zijne twee kinderen, Emile Johan, geboren „3 Maart 1891, en Johanna Adriana, geboren 30 Septem- „ber 1894, beiden den leeftijd van 18 jaren nog niet be- „reikt hebbende, aanspraak op pensioen. „Volgens art. 11 bedraagt het pensioen der weduwe een „vierde en voor elk der beide genoemde kinderen een „twintigste van genoemden pensioensgrondslag; voor de „weduwe alzoo 1/_l van f 150,37,50, voor elk kind „l/20 van 150,f 7,50. „Wij hebben mitsdien de eer aan uwen raad voor te „stellen „Met ingang van 1 April 1908 aan den heer H. A. van „Kerkoerle een pensioen te verleenen van 684,'sjaars „en met ingang van 17 Januari 1908 aan mej. de wed. „Koolen een weduwen-pensioen van 37,50 en aan hare „kinderen Emile Johan en Johanna Adriana, tot zij den „leeftijd van 18 jaren zullen hebben bereikt, elk een kinder- „pensioen van f 7,50 'sjaars." De voorzitter vraagt, of de raad zich met het voorstel der commissie kan vereenigen. Niemand daartegen eenige bedenking te kennen gevende, wordt besloten toe te kennen aan den heer H. A. van Kerkoerle een pensioen van f 684,per jaar, gerekend te zijn ingegaan 1 April 1908, en aan mejuffrouw de wed. J. Koolen een weduwen-pensioen van f 37,50 en aan hare kinderen Emile Johan en JohannX Adriana, tot zij den leeftijd van 18 jaren zullen hebben bereikt, elk een kinderpensioen van f 7,50 per jaar, ge rekend te zijn ingegaan 17 Januari 1908. 18. Voorstel van burgemees'er en wethouders tot wijzi ging van de verordening op het middelbaar onderwijs, luidende als volgt „Wij hebben de eer U ter vaststelling aan te bieden de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1908 | | pagina 180