190 20 Juni 1908. „ten, en derhalve de contractueele boete slechts toe te „passen over 46 dagen, of voor een bedrag van f460, Voorts, al kunnen wij, op grond der ad 3\ en 4°. me degedeelde feiten, in het minst niet erkennen, dat adres sant rechtens aanspraak zou kunnen maken op eenige „betaling, hetzij voor het regelingstoestelletje, hetzij voor ,,de 200 stiften, zijn wij van meening, dat de billijkheid er „voor pleit, den adressant, zij het dan onverplicht, datgene, „wat hij geleverd heeft zonder erop te hebben gerekend, „of, wat de stiften betreft, zonder daartoe naar de letter „van het contract verplicht te zijn, te vergoeden. „Op grond van de ons dienaangaande verstrekte inlich tingen, meenen wij deze vergoeding op f 290,te moeten „stellen, om die met de den adressant op te leggen boeten „van f460, - - te verrekenen. „In aanmerking nemende, dat het werk in alle onder- „deelen keurig en soliede is afgewerkt en het uurwerk „door accuraten gang uitmunt, voorts dat, al valt niet te „ontkennen, dat de stagnatie in de tijdsaanwijzing eenig „ongerief heeft veroorzaakt, niettemin geldelijke of op geld „waardeerbare schade, door de gemeente niet is geleden, „hebben wij derhalve de eer U in overweging te geven aan „adressant, op voorwaarde, dat deze van elke vordering, „die hij mocht vermeenen, ter zake van het door hem van „de gemeente, volgens contract van 9 Augustus 1905, aan genomen werk, te hebben, zonder voorbehoud afstand doet, „van de door hem verbeurde boete van f 1460, „een bedrag vanf 1050, „en van200,- „of te zamenf 1250,— „kwijt te schelden en alsnog uit te betalen." De voorzitter vraagt of de raad zich met dit prae- advies kan vcreenigen. Niemand daartegen eenige bedenking te kennen gevende, wordt dienovereenkomstig besloten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1908 | | pagina 190