192
20 Juni 1908.
„der verordening vermeerdering van uitgaven voor de
„gemeente het gevolg zijn, waaromtrent de commissie terecht
„zegt, dat in aanmerking moet genomen worden, dat de
„meerdere uitgaven verdeeld worden over een corps van
ruim 50 ambtenaren.
„Ons alzoo met de voorstellen der commissie vereenigendc,
„hebben wij de eer, onder overlegging der meergenoemde
„stukken, U in overweging te geven bedoelde voorstellen
„met uwe goedkeuring te bekrachtigen."
De voorzitter vraagt, of de raad zich met dit prae-
advies kan vcrcenigen.
De heer MEEUWESEN zegt niet voldoende kennis te
hebben kunnen nemen van het prae-advies en dat hem de
tijd en gelegenheid ontbroken heeft zoo'n lijvig dossier in
te studeerendat zal velen zijner mede-raadsleden ook
wel zoo gegaan zijn. Spreker stelt voor, de behandeling
van dit punt uit te stellen tot de volgende vergadering.
De voorzitter kan dit voorstel niet aanraden in
het belang van het onderwijzend personeel. De verordc-
ring moet, na de vaststelling door den raad, eerst nog aan
gedeputeerde staten worden ingezonden ter goedkeuring,
en het gevolg zal zijn, dat het onderwijzend personeel nog
langer zal moeten wachten op de uitbetaling van de ver
schillende verhoogingen, welke worden voorgesteld reeds
met 1 Januari 1.1. te zijn ingegaan.
De heer MEEUWESEN handhaaft zijn voorstel en zegt,
dat het onderwijzend personeel het niet anders dan op prijs
kan stellen, wanneer daartoe besloten mocht worden. De
tijd om de stukken, waarin zelfs verwezen wordt naar
artikelen der lageronderwijs-wet, met aandacht in te zien,
is veel te kort geweest.
De heer VAN KEPPEL ondersteunt het voorstel van
den heer Meeuwesen en geeft als zijne meening te kennen,
dat een termijn van een paar dagen veel te kort is ge-