De Burgemeester,
11 Januari 1908.
Tegenwoordig de heeren J. J. L. TEYCHINÉ, A. J. A.
VERSCHRAAGE, mr. W. INGENHOUSZ, A. A. A. MEEU-
WESEN, F. J. M. HEIJLAERTS, A. F. SMITS, mr. P. M.
J. E. BLOEMARTS, W. G. H. ROMBOUTS, A. P. SCHEL-
TUS, W. J. SLECHTRIEM, L. J. STAAL, J. R. baron
VAN KEPPEL, H. A. SASSEN, J. LIJDSMAN, jhr. mr. A.
REIGERSMAN en P. A. F. DE BONT.
Afwezig de heeren E. H. A. GULJÉ en J. A. J. W. VAN
HAL.
Drie vacatures.
Voorzitter de heer mr. E. P.VAN LANSCHOT, burgemeester.
De voorzitter opent de vergadering en zegt, dat de
notulen van het verhandelde in de vergaderingen van 14 en
21 December 1907 nog niet in druk verschenen en aan de
leden rondgedeeld zijn en stelt mitsdien voor, de vaststelling
daarvan tot eene volgende vergadering aan te houden.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De voorzitter houdt alsnu ongeveer de volgende toe
spraak
„Mijne heerenAlvorens met de werkzaamheden iq deze
eerste vergadering van den pas ingetreden jaarkring aan te
vangen, rust op mij de aangename taak, U mijne beste heil-
,wenschen te mogen aanbieden. Moge dit jaar, zoowel voor
,den huiselijken kring als voor uwen maatschappelijken
arbeid alle goeds brengen.
„Ik kan of wil thans niet in retrospectieve beschouwingen