8 Augustus 1908.
205
a. met ingang van 1 September 1908 definitief te be
noemen tot leeraar in de scheikunde aan de hoogere
burgerschool alhier dr. J. E. van den Arend, thans
tijdelijk leeraar aan die school; en
b. voor het cursusjaar 19081909 opnieuw te benoemen
tot leeraar in de Nederlandsche taal en geschiedenis
aan de hoogere burgerschool alhier dr. J.H.H. Houben,
thans tijdelijk leeraar aan die school.
De voorzitter vraagt, of de raad zich met dit voor
stel kan vereenigen.
Niemand daartegen eenige bedenking te kennen
gevende, wordt dienovereenkomstig besloten.
14. Schrijven van burgemeester en wethouders, daarbij,
ter voorziening in de vacaturen van drie leden van het
college van zetters voor 's rijks directe belastingen wegens
periodieke aftreding op 31 December a.s., en onder over
legging der betrekkelijke circulaire van den heer commis
saris der Koningin in deze provincie, in overweging gevende
de candidatenlijst samen te stellen als volgt
a. Jos. J. M. van Pelt, aftredend lid, 1° candidaat
H. E. J. van Wees, 2de candidaat;
b. J. M. Rosman, aftredend lid, le candidaat
P. M. Kuselbos, 2de candidaat
c. H. A. Sassen, aftredend lid, le candidaat
F. M. Loyens, 2de candidaat.
De voorzitter stelt voor tot stemming over te gaan.
De heer INGENHOUSZ vraagt, of het tot bekorting der
werkzaamheden niet mogelijk is, de voorgedragen candidaten
bij acclamatie als zoodanig aan te wijzen.
De voorzitter zegt, dat daartegen geen bezwaar
bestaat, als niemand der leden stemming verlangt of zich
tegen de aanbeveling van burgemeester en wethouders
verzet.