8 Augustus 1908. 217
Op historische gronden verklaart spreker zich derhalve
niet te kunnen fereenigen met de voorgestelde subsidie
o o
van f 300,—, noch ook met het voorstel van den heer
IngenHousz.
Te Utrecht was voor hetzelfde doel /'800,subsidie
aangevraagd, doch door den raad is hierop afwijzend be
schikt.
Spreker meent, dat deze feesten geen vreemdelingen
zullen lokken, daar er op dien dag overal feest gevierd
wordt. Slechts enkele boeren uit den omtrek zullen naar
Breda komen, zoodat er voor de inwoners geen noemens
waardig voordeel aan verbonden zal zijn.
Verder wijst spreker op de vele subsidiën, welke hier
worden toegekend. In Februari 1907 f 100,voor den
wedstrijd van politiehonden, in April 140, -- voor het
concours hippique, in Mei f 59,voor een schietwedstrijd,
in Juni f 115,voor de tuinbouwvereeniging, in September
100,voor de militaire sportfeesten, in October eene
medaille voor een tooneehvedstrijd, in November f 100,
voor de pluimveetentoonstelling en eenigen tijd vroeger
f 1000,voor het standbeeld van Stadhouder Willem III.
Spreker kan dan ook begrijpen, dat er leden zijn, die
zoo nu en dan hunne waarschuwende stem laten hooren.
In April 1907 noemde de heer Sassen de subsidie voor
het concours hippique eene onverantwoordelijke uitgaaf
tegenover de belastingschuldigen, en bij de behandeling
der subsidie-aanvrage voor de militaire sportfeesten noemde
hij Breda maar goedgeefsch, waar alles op los komt.
Bij dc behandeling der begrooting voor 19C8 verklaarde
de heer Meeuwesen, dat hij zich verzetten zou tegen elke
luxe-uitgaaf en de heer Romisouts merkte toen zeer terecht
op, dat de raad eenmaal per jaar zuinig is, en wel bij de
behandeling der begrooting.
Voor dit feest is eene collecte gehouden, doch er is
blijkbaar geen animo voor. De hooge militairen hebben er
geen geld voor over. En nu zou de gemeente maar zoo
goed moeten zijn, om daarvoor de belastingpenningen van