r'£
228 8 Augustus 1908.
Hier daarentegen wel. Men gaat maar even over de
grenzen der gemeente en men blijft genieten van Breda.
Daarbij komt nog, dat de meeste belastingschuldigen met
een inkomen van ƒ7000, -- en daarboven vrij zijn in hunne
bewegingen en zich gemakkelijk kunnen verplaatsen.
Bij eene progressieve heffing naar het Zaandamsche
stelsel zou een belastingschuldige, die thans ƒ1300,be
taalt, aangeslagen worden voor 2800,personen met
een inkomen van 7000,die nu ƒ200,betalen, zouden
dan aangeslagen worden voor ƒ342,Dat is 65 °/0 meer.
Personen met hooge inkomens zijn hier te weing, zoodat
een vertrek van enkelen reeds dadelijk te veel invloed zou
uitoefenen op de mindergegoeden.
Dit neemt intusschen niet weg, dat spreker toch wil
trachten der mindergegoeden zooveel mogelijk te ontlasten.
De meergegoede betaalt van zijn overvloed, de minderge-
goede van zijne behoeften. Daarom wil spreker den aftrek
voor noodzakelijk levensonderhoud hooger stellen, daarbij
rekening houdende met den levensstandaard, zooals die
hier thans is.
De voorzitter wijst erop, in antwoord aan den heer
Sassen, dat in de afdeelingen zich niemand tegen het ver
langen, om eigen aangifte in te voeren, heeft verzet en
dat ook bij de behandeling der begrooting daarop niet is
teruggekomen. Burgemeester en wethouders hebben dus
gemeend, zich te moeten schikken naar de wenschen van
den raad, ofschoon zij zich ook geene bijzondere illusiën
maken van eigen aangifte. Men kan probeeren, welke resul
taten het oplevert.
Ook meende de heer Sassen, dat thans niet het geschikte
tijdstip was aangebroken, in verband met het rapport der
staatscommissie voor de gemeente-financiën.
Spreker wijst er echter op, dat dit rapport vrijwel tot
een negatief resultaat komt; slechts op enkele punten be
staat overeenstemming. Het zal dus nog wel menig jaartje
aanloopen, alvorens dienaangannde betere regelen zullen
zijn gesteld.