8 Augustus 1908. 235
Het amendement van den heer MEEUWESEN wordt
niet voldoende ondersteund en kan alzoo geen onderwerp
van behandeling meer uitmaken.
Artikel 4 wordt hierop goedgekeurd.
Op artikel 5 is voorgesteld een amendement van den heer
SASSEN, strekkende om den aftrek voor noodzakelijk
levensonderhoud te vcrhoogen van ƒ300,op 350,
De heer SASSEN, dit amendement toelichtende, zegt
dat hem ook deze aftrek nog te laag voorkomt. Spreker
had liever een minimum-aftrek van 400,gewenscht,
waar alle plaatsen van den omvang als Breda een aftrek
toestaan van minstens ƒ400,Spreker vreesde echter
daarvoor geene meerderheid te zullen vinden, waarom door
hem de aftrek is gesteld op ƒ350,
De voorzitter doet uitkomen, dat het voorstel van
burgemeester en wethouders verder gaat, zooals ook uit
de toelichting blijkt. De inkomens worden afgerond naar
beneden tot veelvouden van 100,hetgeen spreker met
een paar voorbeelden toelicht.
De heer MEEUWESEN meent, dat burgemeester en
wethouders bij de berekening dan al tot zonderlinge cijfers
zullen komen.
De voorzitter zegt, dat het de bedoeling is, zoo
veel mogelijk gesplitste aangiften te krijgen om de cijfers
te kunnen controleeren. Doet men eene gespecificeerde
aangifte, dan wordt het cijfer afgerond naar beneden tot
veelvouden van 100,Plaatst men zich daarentegen in
eene bepaalde klasse, dan wordt de belasting geheven over
het maximum der klasse.
De heer SASSEN trekt hierop zijn amendement in.
Door den heer MEEUWESEN is op dit artikel een amen
dement voorgesteld om den aftrek voor noodzakelijk levens-