F
8 Augustus 1908. 239
Op artikel 7 is door den heer SASSEN als amendement
voorgesteld de overgangen van de eene klasse in de andere
niet zoo groot te nemen en vanaf de 13de klasse de Nij-
meegsche verordening te volgen
13e klasse van 1600,
f 1800,
14e
- 1800,--
- 2000,—.
15®
5Ï
55
- 2000,—
- 2300,—.
16°
n
55
- 2300,- -
- 2600,—.
17°
5)
55
- 2600,—
- 2900,
18°
55
- 2900,—
- 3300,—.
19°
n
55
- 3300,—
- 3700,—.
20°
55
- 3700,—
- 4100,—.
21°
55
- 4100,—
- 4600, -
Verder elke klasse 500,-meer.
De heer SASSEN, dit amendement toelichtende, wijst
erop, dat bij de door burgemeester en wethouders voor
gestelde classificatie de overgangen te groot zijn. Daar
door ontstaat de mogelijkheid, dat een belastingschuldige
voor een groot deel belasting zal moeten betalen van een
inkomen, dat hij niet heeft.
De voorzitter zegt, dat ieder belastingschuldige zijn
inkomen specifiek kan opgeven.
De heer REIGERSMAN wijst erop, dat gevraagd wordt
zooveel mogelijk specitcatie van het inkomen.
Weigert een belastingschuldige dit te doen, of vindt hij
het gemakkelijker om zich te rangschikken in eene bepaalde
klasse, dan is er niets tegen, dat hij aangeslagen wordt
over het maximum-bedrag dier klasse.
De heer SASSEN trekt hierop zijn amendement in.
Door den heer MEEUWESEN is voorgesteld het artikel
te lezen als volgt
„De klassen, in het vorig artikel bedoeld, worden vast
gesteld als volgt