260 1 September 1908. „wij achten het een groot voordeel dat èn de directie èn „de bouwheeren, in casu burgemeester en wethouders of „wethouder van openbare werken, verplicht, maar ook in „staat gesteld worden de werken vóór de uitvoering gezet te „overwegen en te beoordeelen en moet dit naar onze mee- „ning in belangrijke mate influenceren op het kostcn-bedrag. „De aard der hier besproken werken is meestal niet „zeer ingewikkeld en hoe nauwkeuriger nu te voren alles „in het bestek omschreven wordt, hoe nader men toch „komen moet tot het werkelijk benoodigde aan materiaal „en arbeidsloon, terwijl de concurrentie der aannemers den „totaalprijs tot een minimum herleid, ook al ware de be- „grooting te ruim. „Ook te dezen opzichte meenen wij, dat een gemengd „systeem niet aanbevelenswaardig is hoe consequenter „doorgevoerd, hoe eenvoudiger en niet het minst ook in „het gevorderde toezicht. „Ook te Delft vonden wij ongeveer dezelfde werkwijze „als te s-Hertogcnbosch, doch naar het eenparig gevoelen „van uwe commissie heeft daar het verdeelen der onder houdswerken in veel te kleine perccelen. sommige zelfs „van f 30 tot 50, een ander euvel in het leven geroe- „pen, n.l. van te veel aannemers en daardoor te veel ver meerderde administratie en toezicht van de directie. „In het gemeente-verslag telden wij voor één jaar niet „minder dan 35 verschillende aannemers, waaronder ver scheidene met meerdere perceelen, zoodat het ons ook „niet bevreemdde, dat dit tot ernstige klachten aanleiding „gaf. Ontegenzeggelijk is deze wijze van handelen ook „minder voordeelig voor de gemeente, daar niet alleen de „algemeene onkosten betrekkelijk veel minder zijn voor „groote perceelen dan voor kleine, doch ook wegens het „groote tijdverlies bij de uitvoering van kleinigheden, aan „het ééne perceel door een werkman van A, aan een dito „ander perceel weder door een van B, enz. „In deze drie gemeenten, n.l. Haarlem, Delft en 's-Hcr- togenbosch werd ons als een der grootste schaduwzijden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1908 | | pagina 260