26 September 1908.
289
Daar heeft men staatspensionneering zonder premiebetaling.
Eene zeer eenvoudige regeling, die heel wat minder inge
wikkeld is dan het Duitsche systeem.
Dat staatspensionneering noodig is geworden, blijkt ook
uit het rapport der staatscommissie. Staatsraad Heijdenrijck
verzamelde gegevens en ook dr. Schaepman kwam, op grond
van een aantal gegevens van R. K. werkliedcnvereenigingen
in verschillende provinciën, tot het besluit, dat men, na het
doorzien der hier verstrekte opgaven, wel tot het besluit
zal moeten komen, dat de economische toestand voor den
bejaarden werkman in Nederland het best wordt aangeduid
met de woorden: „voor den meer dan 60-jarigen is in den
regel een vast zelfstandig bestaan onmogelijk".
Gezien het streven van dr. Kuijper en minister Veegens
om tot staatspensionneering te geraken en hoewel zich niet
geheel denkende in de lijn, waarop de bond voor staats
pensionneering zich beweegt, meent spreker toch het ver
zoek te moeten steunen en stelt voor een adhaesie-adres
aan de. Koningin in te zenden.
De voorzitter meent, dat het onderwerp niet valt
in de sferen van de gemeente-bemoeiingen. En al zou dit
wel het geval wezen, dan gelooft spreker toch, dat de
toestand van 's lands schatkist niet van dien aard is, dat
binnenkort zou mogen verwacht worden, wat in het adres
wordt gevraagd.
Dc heer VAN DEN BRINK houdt zich overtuigd, dat
de voorzitter het met hem zal eens zijn, dat de zorgen
van de gemeentebesturen zich tegenwoordig al verder en
verder moeten uitstrekken en deze zaak wel degelijk kan
geacht worden te behooren tot de sfeer, waarin de gemeente
zich beweegt. En wat het argument van de schatkist be
treft, dat is de taak van de kamerleden, om daarover te
oordeelen. De raad heeft zich daarover niet te bekommeren.
Het voorstel van den heer VAN DEN BRINK wordt niet
ondersteund en kan alzoo geen onderwerp van beraad
slaging uitmaken.