26 September 1908.
291
commissie voor de wijze, waarop zij zich van hunne taak
hebben gekweten. Vrijwel alle wijzigingen, door spreker
voorgesteld, zijn thans in de ontwerp-verordening opge
nomen. Daardoor zijn vele onderwijzers in hun salaris
belangrijk vooruitgegaan. Dit verheugt spreker, wijl daardoor
eene zekere klasse van menschen, die voor het aanbrengen
van elementaire kennis bij de kinderen hunne beste zorgen
besteden, in eene betere positie komen.
Met het amendement van den heer Van den Brink, die
de laatste verhooging wil toegekend zien na 15 jaar dienst,
in plaats van 20 jaar, kan spreker niet medegaan. De
gemeentekas zou de verhoogde uitgaven niet gedoogen.
Zooals de verordening thans luidt, zal zij van de gemeente
toch nog een offer vorderen van /'4000,a /'5000,per
jaar, of 1350,meer dan volgens de oorspronkelijke
verordening. Wat het financieele verschil aangaat tusschen
het eerste cn tweede ontwerp, dit zal wel geen overwegend
bezwaar opleveren. Spreker meent echter, dat de gemeente
thans niet verder kan gaan, en hoopt, dat alle leden dit
laatste ontwerp zullen toejuichen. Spreker meent dan ook
hulde te moeten brengen aan de commissie van toezicht
op het lager onderwijs en aan burgemeester en wethouders
voor de overname zijner amendementen en zal thans gaarne
stemmen voor de gewijzigde ontwerp-verordening.
De heer VAN DEN BRINK wijst erop, dat de raad
thans staat voor de beslissing, om cenige verbetering te
brengen in het lot van sommige werklieden der gemeente.
Spreker noemt de onderwijzers werklieden, omdat hun
salaris niet veel verschilt van dat van een ambachtsman.
Een goed vakman verdient ook 20,per week.
Deze werklieden-onderwijzers hebben zich georganiseerd
in vakbonden, waardoor zij hunne positie gaandeweg ver
beterd zien.
Zoo is bij het wetje-RiNK het minimum-salaris verhoogd
en daarbij tevens bepaald, dat alle verordeningen vóór 1
Januari 1909 moeten worden herzien.