U-
310
24 October 1908.
Die man is niet ontslagen en zou ook niet ontslagen wor
den wegens vervulling van militieplichten. Wat hij dus
dienaangaande gezegd heeft, kan slechts berusten op fan
tasie van dien man.
Spreker zou verder nog kunnen wijzen op verschillende
andere plaatsen, o.a. Rotterdamwaar de loonen hooger
zijn dan te Bredaen meent derhalve zijn voorstel te moe
ten handhaven.
Dit voorstel wordt niet ondersteund en kan alzoo geen
onderwerp van beraadslaging nitmaken.
De algemeene beschouwingen hiermede geëindigd zijnde,
wordt overgegaan tot de behandeling van de
UITGAVEN.
Presentiegeld van de leden van den raad.
Volgnummer 8.4.
„Bij dit punt wordt in eene afdeeling de hoop uitge
sproken, dat de raad, welke in de laatste jaren onvoltallig
„was, spoedig niet alleen in naam maar ook (wat uit de
„raadszittingen moge blijken) inderdaad voltallig worde."
Antwoord:
„Over de alhier gemaakte opmerking kunnen burgemees
ter en wethouders niet oordeelen. Dit ligt h. i. niet op
„hun weg."
De heer MEEUWESEN betoogt, dat, ofschoon het hier
een zeker delicaat punt betreft, hij toch erop wil wijzen,
dat nu reeds twee jaar een zetel in den raad feitelijk
onbezet is. Het is voorzeker te betreuren, dat de heer
Van Hal door ongesteldheid verhinderd is de raadszittin
gen bij te wonen en hoopt, dat die ongesteldheid spoedig
een zoodanig verloop moge nemen, dat de heer Van Hal
wederom de zittingen zal kunnen bijwonen, ofwel de ge-