332
24 October 1908.
Bernstein en Kautsky, de voorgangers der moderne sociaal
democratische leer, hebben beiden erkend, dat in den so-
ciaal-democratischen heilstaat zoowel kapitaalvorming als
toonstelsel zal zijn en bijgevolg ook werkloosheid.
In ieder geval protesteert spreker tegen de wijze waar
op de socialisten optrekken tegen het vele goeds door
particulieren en gemeenten aan armen en werkloozen ver
richt, dat eene veel betere beoordeling en in ieder geval
dankbaarheid verdient. Allen, zooals wij hier zitten, zegt
spreker, zijn ongetwijfeld bereid om het onze bij te dragen
tot leniging van den nood der armen en tot steun der
werkloozen; dat zal dan echter steeds moeten geschieden
met handhaving der bestaande economische verhoudingen
en met behoud der maatschappelijke orde.
De heer VAN DEN BRINK ontkent, dat hij hier spreekt
om propaganda te maken voor zijne partij, zooals de heer
Meeuwesen beweert. Indien dit in zijne bedoeling lag, dan
zou hij hier urenlange redevoeringen kunnen houden. Maar
er moet gehandeld worden. Spreker vraagt, wat er door
het gesprokene van den heer Meeuwesen zou tot stand
komen. Een particulier comité kan niets voor de vakarbei
ders doen. Daarom zou spreker wenschen eene commissie
uit de verschillende vakvereenigingen, waarin dan tevens
een paar raadsleden konden zitting nemen. Vooral met de
katholieken zouden de socialisten op dit gebied veel kun
nen samenwerken, hetgeen hem ook aangenamer zou zijn.
Maar er is hier niets.
Hetgeen de socialisten in Amsterdam hebben gezegd,
dat die twee ton van de arbeiders was ontroofd, is wel
juist, maar zij hadden dat bij die gelegenheid niet moeten
zeggen.
Spreker meent, dat de liefdadigheid aanvullend moet
optreden, maar dat de overheid zelf moet handelen. Hij
protesteert verder tegen de uitdrukking, dat hij deze ver
gadering zou gebruiken als propaganda-middelhij wenscht
alleen iets tot stand te brengen, doch niet er wat omheen
te praten.