28 November 1908.
Tegenwoordig de heeren rar. W. INGENHOUSZ, F. A.
M. J. SMITS, F. J. M. IIEIJLAERTS, A. F. SMITS, A. C.
BOM, P. A. F. DE BONT, J. A. H. VAN DEN BRINK,
mr. P. M. J. E. BLOEMARTS, A. P. SCHELTUS, W. G. H.
ROMBOUTS, W. J. SLECHTRIEM, L. J. STAAL, J. R.
baron VAN KEPPEL, H. A. SASSEN, J. LIJDSMAN,
J. M. INGENHOUSZ, jhr. mr. A. REIGERSMAN en J. J.
L. TEYCHINÉ.
Afwezig de heeren J. A. J. W. VAN HAL, A. J. A.
VERSCHRAAGE en A. A. A. MEEUWESEN.
Voorzitter de heer mr. E. P.VAN LANSCHOT,burgemeester.
De voorzitter opent de vergadering en zegt, dat
de notulen van het verhandelde in de vergaderingen van 24
en 28 October 1908, overeenkomstig het bepaalde bij art. 8
van het reglement van orde voor den gemeenteraad, ter
inzage voor de leden hebben gelegen en hun bovendien in
afdruk zijn toegezonden, en vraagt, of iemand der leden
alsnog voorlezing daarvan verlangt of eenige bemerkingen
daartegen in het midden heeft te brengen.
De heer VAN DEN BRINK zegt, dat op bladzijde 306,
regel 10 van boven, van de gedrukte notulen van 24
October 1908, abusief wordt verwezen naar art. 243, sub
2, 3 en 4 der gemeentewet. Dit moet zijn art. 243, sub
2, 4 en 5. Verder is op bladzijde 328, 1e regel van boven,
o. a. ook aangehaald de gemeente Naardett. Dit woord