I 390 28 November 1908. „der regeling van de onderwijzersjaarweddcn, hebben wij „de eer U te berichten, dat er bij ons geen bezwaar be- „staat om aan het verlangen der gedeputeerde staten te „voldoen en zulks te minder, wijl de door U vastgestelde „regeling in één opzicht (werkelijke dienst bij eerste op- komst) zelfs verder ging dan thans verlangd wordt. In „een ander opzicht, n.m. werkelijke dienst bij herhalings oefeningen en in geval van verstoring der openbare orde, „gaat de door de gedeputeerde staten voorgestane regeling „verder. In werkelijkheid echter heeft die regeling hetzelfde „effect als de regeling door U eerst vastgesteld, omdat de „herhalingsoefeningen nimmer zes weken lang duren en de „jaarwedden gedurende die oefeningen dus reeds volgens „het bestaande artikel ten volle zouden worden uitbetaald. „Het eenige verschil dus, dat er bestaat tusschen de reeds „vastgestelde regeling en die door de gedeputeerde staten „aanbevolen, komt hierop neer, dat de jaarwedden ten vuile zullen worden uitbetaald gedurende ten hoogste één „jaar in geval van werkelijken dienst voor handhaving der „openbare orde, terwijl volgens de oude bepaling in dit „geval slechts uitbetaling zoude plaats hebben gedurende „de eerste zes weken. Op grond ook, dat werkelijke „dienst als hier het laatstbedoeld wel tot de zeldzaamheden „zal blijven behooren, hebben wij de eer U voor te stellen „om art. 15 der verordening te doen vervallen en te ver hangen door een nieuw artikel, luidende als volgt „Nieuw artikel 15. Aan den onderwijzerdie ingevolge art. 110, art. 111, ,.arl. 141 vierde lidart. 141bis of art. 142 der militiewet 1901 „of krachtens art. 11 der landweerwet onder clc wapenen of' „in werkelijken dienst moet komen, wordt verlof verleend met behoud van jaarwedde ten ware in een der gevallen, vermeld „in de genoemde artikelen 110, 141 vierde lid of 14Ibis de „afwezigheid vit de school langer mocht duren dan één jaar „in welk geval de jaarwedde slechts gedurende één jaar wordt uitgekeerd

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1908 | | pagina 390