7 Maart 1908.
Tegenwoordig de heeren J. J. L. TEYCHINÉ, A. J. A.
VERSCHRAAGE, mr. W. INGENHOUSZ, F. J. M. HEIJ-
LAERTS, A. A. A. MEEUWESEN, A. F. SMITS, P. A. F.
DE BONT, mr. P. M. J. E. BLOEMARTS, W. G. H. ROM
BOUTS, A. P. SCHELTUS, W. J. SLECHTRIEM, L. J.
STAAL, J. R. baron VAN KEPPEL, H. A. SASSEN, J.
LIJDSMAN, en jhr. mr. A. REIGERSMAN.
Afwezig de heeren E. H. A. GULJÉ en J. A. J. W. VAN
HAL.
Drie vacatures.
Voorzitter de heer mr. E. P.VAN LANSCHOT, burgemeester.
De voorzitter opent de vergadering en zegt, dat de
notulen van het verhandelde in de vergadering van 1
Februari 1908, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 8 van
het reglement van orde voor den gemeenteraad, ter inzage
voor de leden hebben gelegen en hun bovendien in afdruk
zijn toegezonden en vraagt, of iemand der leden alsnog voor
lezing daarvan verlangt, of eenige bemerkingen daartegen in
het midden heeft te brengen.
De heer ROMBOUTS wijst erop, dat blijkens de notulen,
bij de behandeling van het rapport in zake het verbod van
loodwit, door den heer Meeuwesen is gezegd, dat de gezond
heidscommissie den knoop maar in eens doorhakt, wellicht
na eene korte beraadslaging van hoogstens 1/3 uur. Spreker
zegt, dat hij die uitdrukking tijdens de beraadslaging niet