420
19 December 1908.
heden moet zijn aangevangen, luidende gemeld prae-advies
als volgt
„Naar aanleiding van het hierbijgaand adres van den
„heer J. W. van Marle te s-Gravenhac/edat bij uw besluit
„van 28 November j.l. om prae-advies in onze handen werd
„gesteld, hebben wij de eer U onder beleefde verwijzing
„naar het verhandelde te dezer zake in uwe vergade
ringen van 22 December 1906 (raadsnotulcn blz. 378) en
„19 Januari 1907 (raadsnotulcn blz. 18) te berichten, dat
„de redenen, welke U destijds in laatstbedoelde vergadering
„tot eene gunstige beschikking op het verzoek hebben ge-
„leid, nog geheel van kracht zijn.
„Aangezien de adressant voornoemd reeds in het bezit
„is der vereischte concessie en het provinciaal bestuur zich
„bovendien in beginsel bereid heeft verklaard tot het ver-
„leenen van financieelen steun, meenen wij, dat het geheel
„ligt in de lijn van uw hiervoor bedoeld besluit om de
„totstandkoming van den bedoelden tramweg zooveel
„mogelijk te bevorderen. Wij hebben overwogen, dat de
„verhooging van het toegekend jaarlijksch subsidie van
„f 750,tot 1000, gedurende 20 jaren, voor deze ge-
„meentc niet te bezwarend is, daarbij lettende op de om-
„standigheid, dat door den ontworpen tramweg eene ver
binding tot stand zal komen met de beste streek uit de
„omgeving, en dat anders door de verbeterde verkeers
middelen de voeling tusschen die streek en onze gemeente
„allengs zal verminderen, wat zeer tot schade moet strek-
„ken van velerlei belangen.
„Het belang, dat deze gemeente bij den aanleg heeft,
„brengt van zelf mede, dat aan dien aanleg ten spoedigste
„uitvoering worde gegeven en daarom achten wij eene
„verlenging van den termijn van 1 Januari 1909 met drie
„jaren minder gewenscht. Voor de verdere voorbereiding
„komt ons een tijdvak van twee jaren voldoende voor en
„het eindigen van andere tramconcessies in 1913 schijnt
„ons mede een reden toe om voorzegden termijn van 1
