106
13 Maart 1909.
De toezegging van den heer J. IngenHousz vindt spreker
wel van belang, doch liever zag hij die verbeteringen
reeds in de plannen aangebracht.
De heer VAN KEPPEL repliceerende, neemt gaarne nota
van de tegemoetkoming door den heer J. IngenHousz toe
gezegd, doch meent desniettemin te mogen doen opmer
ken, dat die verbeteringen niets anders kunnen zijn dan
kleine partieele wijzigingen.
Tegen de uitdrukking van den heer Reigersman wenscht
spreker ernstig te protesteeren. Spreker heeft de zaak
zelve niet bestreden en heeft, als wie ook, hoog respect
voor den arbeid der commissie. Doch, waar zij, naar sprekers
meening, niet gelukkig is geslaagd in het uitvoeren van
haar plan, heeft hij het recht en ook den plicht om, als
lid van den raad, te zeggen, dat men van de vereeniging
niet zal krijgen, wat men er wellicht van verwacht.
De voorzitter zegt, dat de wijze, waarop de heer
Van Keppel de plannen der vereeniging heeft bestreden,
ook op hem een onaangenamen indruk heeft gemaakt. De
commissie heeft zich inderdaad veel moeite gegeven en is
ook elders dergelijke woningen gaan zien. Waar nu de heer
Van Keppel een ander type prefereert, is dit eenvoudig
eene kwestie van smaak.
Wat betreft het argument van den heer Van Keppel,
dat hier geen woningnood zou zijn, meent spreker te moe
ten verwijzen naar het rapport omtrent het woningonder-
zoek en waarop ook door den heer Van den Brink de
aandacht is gevestigd.
Aangaande de opmerking van de heeren Lijdsman en
Sassen, dat het advies van de gezondheidscommissie niet
met de plannen bij de bouwcommissie heeft gecirculeerd,
deelt spreker mede, dat dit advies betrekking heeft op het
eerste stel plannen, hetwelk van de vereeniging ontvangen
was. Nadat van de bezwaren der gezondheidscommissie
aan de vereeniging mededeeling was gedaan, is een tweede