17 April 1909. „ment op het pensioeneeren van vaste werklieden in dienst „der gemeente Breda, Gemeenteblad n". 108, anno 1904, „gewijzigd 19 Januari 1907 (Gemeenteblad n". 144) aldus te wijzigen „Het pensioen bedraagt voor elk jaar "Vgo deel van de „middelsom van het bedrag, dat de werkman gedurende „de laatste 60 maanden heeft genoten met dien verstande, „dat het nimmer 2/3 van gemelde middelsom mag te boven „gaan. „en artikel 11a (bijzondere bepalingen) te wijzigen aldus „In afwijking van het bepaalde in artikel 8 zal aan hen, „die na twaalf en meer jaren in onafgebroken dienst der „gemeente, wegens het bereiken van een 65-jarigen leeftijd „gepensioeneerd worden, een minimum-pensioen worden „toegekend van f 150,'sjaars voor de eerste twaalf „jaren dienst, vermeerderd met i/00 van de middelsom „van het bedrag, genoten gedurende de laatste zestig „maanden, voor ieder dienstjaar, waarmede de doorge- maakte diensttijd de twaalf eerste dienstjaren te boven „gaat, echter met dien verstande, dat het pensioen nimmer „3/3 van genoemde middelsom mag te boven gaan." ,,T o e 1 i c h t i n g. „De diskussiën in den raad, gehouden naar aanleiding „van het request A. de Laat in de vergaderingen van 22 „Juni 1907 en 30 Januari 1909, hebben genoegzaam aan getoond, welke leemten er ook in dit opzicht bestaan in „het reglement op het pensioeneeren van vaste werklieden „in dienst der gemeente. De wethouder mr. P. M. J. E. „Bloemarts verklaarde zich in de j.l. raadszitting bereid „de verordening mede te willen verbeteren. „Bij dit voorstel is rekening gehouden met het indertijd „aangeboden verzoekschrift van den R. K. Volksbond, „waarin de grieven tegen het pensioen-reglement op onder danige en eerbiedige wijze werden uiteengezet. Volgens „voorgestelde regeling zou het pensioen A. de Laat, „gesteld de middelsom van het jaarloon gedurende de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1909 | | pagina 124