It 17 April 1909. 191 21. Prae-advies van burgemeester en wethouders op het voorstel van den heer J. A. H. van df.n Brink, in zake naleving van de bepalingen van de artikelen 1638c en 1638d van het burgerlijk wetboek (arbeidscontract), luidende als volgt „Onder terugzending van het hierbijgaand voorstel van „uw medelid den heer J. A. H. van den Brink, houdende „om aan de aannemers van gemeentewerken gedurende „den tijd, welke wordt gevorderd voor de uitvoering dier „werken, te verbieden afwijking van de bepalingen der „artikelen 1638c en 1638d van het burgerlijk wetboek, „vestigen wij er de aandacht op, dat, zooals uit de toe lichting van het voorstel blijkt, de uitschakeling van „voormelde bepalingen bijna algemeen is. „Bij de aanbesteding van gemeentewerken bestaat er der halve alle kans, dat inschrijvers en dus ook aannemers met „hun werkvolk arbeidscontracten hebben, waarbij voormelde „bepalingen zijn uitgeschakeld. Wordt nu door de gemeente „een verbod ingesteld als door den voorsteller bedoeld, „dan zullen de aannemers nieuwe contracten hebben te „sluiten, waarbij met dit verbod is rekening gehouden, „doch daardoor zou dit ook van kracht worden op werken „voor particulieren, want het valt toch niet aan te nemen, „dat een werkgever met zijne werknemers twee verschil lende arbeidscontracten sluit. Deze dwang nu achten wij „te kras. En wij meenen bovendien wel te kunnen aan nemen, dat zoolang er geen aannemers zijn, die uitsluitend „gemeentewerk verrichten, de aanbestedingen door den „'•oorgesteldên maatregel zeer bemoeilijkt zouden worden, „daar gemeente- en particulier werk door elkander wordt „verricht, zelfs op denzelfden dag en door dezelfde werk lieden. „Ook bij aanbesteding moet de voorgestelde maatregel „zeer belemmerend werken. Gesteld al, dat het voorbe doelde verbod voor den aannemer geldt, dan komt deze „bij onder-aanbesteding te staan voor gegadigden, voor

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1909 | | pagina 131