132 17 April 1909. „wie die voorwaarde onaannemelijk is op grond van het „contract, dat zij met hun werkvolk hebben gesloten. „Uit een en ander blijkt o.i. voldoende, dat de gemeente „evenmin als ieder particulier tegen eene algemcene s'roo- ,ming kan inwerken „Afgezien van de financieele gevolgen, welke de aan neming van het onderwerpelijke voorstel voor de gemeente „zoude hebben, geven wij U derhalve in overweging om „dat voorstel niet aan te nemen." De voorzitter stelt deze zaak aan de orde. De heer VAN DEN BRINK wijst erop, dat in het prae- advies wordt gezegd, dat de uitschakeling van de bewuste artikelen bijna algemeen is. Spreker zou die vrij algemeen willen noemen, daar ze veilig kan geschat worden op 70 Dat deze uitschake ling tegen de bedoeling is van den wetgever, wordt door kamerleden van verschillende politieke richting erkend. Niettegenstaande die uitschakeling vrij algemeen is, doet het spreker een genoegen in deze vergadering naast een werkgever te zitten, door wien de bewuste artikelen niet zijn uitgeschakeld. Ten bewijze, dat in strijd gehandeld wordt met de be- bedoeling van den wetgever, haalt spreker aan de getui genis van mr. Aaleerse, die in de Voorhoede van 6 Maart j.l. een artikel aan deze zaak heeft gewijd. Spreker leest een citaat uit dat artikel voor, waaruit blijkt, dat de wetgever wel heeft toegestaan, dat van som mige bepalingen kan of mag worden afgeweken, doch alleen om den minder kapitaalkrachtigen werkgever eenigs- zins tegemoet te komen. Ontnuchterend, zegt mr. Aalberse, moet deze uitslag werken, waar men zich zoo schromelijk bedrogen ziet, doordat hij en de Kamer indertijd te veel hebben vertrouwd op het zedelijk bewustzijn van den werk gever omtrent zijn zedelijkcn plicht. Menig wetsartikel is hierop dan ook gebouwd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1909 | | pagina 132