17 April 1909. 145 van oordeel, dat die toezegging de zaak voldoende oplost. Bovendien acht spreker het niet wenschelijk, dat de raads leden een doorloopend toegangsbewijs hebben. Spreker wil aannemen, dat de thans in functie zijnde leden daarvan geen misbruik zullen maken, doch we leven in een zonderlingen tijd, in een tijd van revisionisme, zou men kunnen zeggen. Er bestaat geen enkele waarborg, dat toekomstige raadsleden van die kaarten geen misbruik zullen maken. Men zou daarmede propaganda kunnen gaan maken voor zekere partij. Daarom acht spreker het voor stel van burgemeester en wethouders, hetwelk den knoop doormidden hakt, zeer juist en waarmede hij volkomen instemt. Door dit voorstel aan te nemen, doet de raad volstrekt geen afstand van zijn souvereine rechten. De heer VAN DF.N BRINK wenscht nog even te doen opmerken, dat burgemeester en wethouders niet ieder oogenblik vergaderen en dat het soms noodig kan zijn, om terstond te kunnen beschikken over de bevoegdheid tot het bezichtigen van de eene of andere inrichting. Overi gens meent spreker, dat de heer Meeuwesen zich vergist in den aard der Bredanaars, wanneer hij veronderstelt, dat zij zich te zeer zouden mengen in het innerlijke der ge meente-bedrijven. De Bredanaars zijn niet vitterig. Het voorstel van den heer VAN DEN BRINK wordt niet ondersteund en kan alzoo geen punt van behandeling uitmaken. Zonder bedenking wordt alsnu besloten over eenkomstig het prae-advies van burgemeester en wethouders. 24. Prae-advies van burgemeester en wethouders op het adres van het gemeentebestuur van Prinsenhage om vergunning tot het maken eener rioleering in den open baren weg laags den Vestkant onder die gemeente, zijnde gemeld prae-advies van den volgenden inhoud

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1909 | | pagina 145