152
17 April 1909.
De heer Fr. SMITS zegt, dat hij tevergeefs in het prae-
advies gezocht heeft naar de verklaring, door den heer
Bloemarts gegeven, dat het rijk en de provincie moeten
volgen. Als dat zoo is, wil spreker zich daarbij neerleggen,
ofschoon hij gaarne deze waarborgen in het prae-advies
had gezien.
De voorzitter zegt, dat burgemeester en wethou
ders de zaak van alle kanten bekeken hebben en hun
prae-advies meenen te moeten handhaven. Het verwondert
spreker niet, dat er voorstellen zijn gekomen tot verhoo
ging van de subsidie en evenmin, dat een dergelijk
voorstel is uitgegaan van den heer Teychiné, wiens galan
terie tegenover de dames bekend is. Maar burgemeester
en wethouders zijn ook trouwe bezoekers van eene huis
houdschool, en wel van de huishoudschool der gemeente.
Zij zien dagelijks den bodem van de schatkist en moeten dus
met de financiën rekening houden. Waarborgen, als door
den heer Smits gevraagd, dat de subsidie niet gegeven
wordt als het rijk en de provincie zich onthouden, acht
spreker niet noodig. Dat spreekt van zelf, want de zaak
heeft dan geen levensvatbaarheid.
De heer BLOEMARTS wijst erop, dat in de door de
commissie overgelegde begrooting het schoolgeld slechts
berekend is, zooals dit thans bestaat. Men heeft de be-
talenden moeten lokken, om de school voor de niet-beta-
lenden in stand te kunnen houden.
De heer VAN KEPPEL is door de verklaring van den
heer Bloëmarts niet gerust gesteld. Spreker wil aan de
subsidie als voorwaarde verbinden het heffen van een na
der te bepalen minimum-schoolgeld voor de gegoede
leerlingen.
De heer 3ASSET vindt het verstandig, dat burgemeester
en wethouders ook rekening hebben gehouden met de
financiën der gemeente. Spreker ziet eveneens het groote