160
17 April 1900.
consequent hadden moeten blijven. Het vorig jaar werd
eene bijdrage gegeven voor een kegelwedstrijd. Spreker
zou derhalve burgemeester en wethouders in overweging
willen geven, het voorstel over te nemen.
Het voorstel van den heer VAN DEN BRINK wordt
alsnu in stemming gebracht en aangenomen met 14 tegen
5 stemmen.
Vóór stemden de heeren mr. W. IngenHousz, Meeuwesen,
F. A. M. J. Smits, Heijlaerts, A. F. Smits, Bom, De Bont,
Van den Brink, Staal, Van Keppel, Lijdsman, J. M. Ingen
Housz, Reigersman en Teychiné.
Tegen waren de heeren Bloemarts, Scheltus, Rombouts,
Slechtriem en Sassen.
31. Adres van den heer jhr. C. C. Six alhier, verzoe
kende wederinhuring van den stal en het koetshuis achter
het pand „het liggend Hert".
Bij dit adres is gevoegd het volgend prae-advies van
burgemeester en wethouders
„In het hierbijgevoegd adres verzoekt de heer jhr. C. C.
„Six den stal en het koetshuis achter het pand „het lig-
„gend Hert" opnieuw te mogen inhuren voor den tijd van
„drie jaren tegen een jaarlijkschen huurprijs van f '180,
„Met het oog op de voorgenomen verplaatsing van het
„politiebureau en de daarmede samenhangende verandering
„van bestemming van het gebouw „het liggend Hert", be-
„staat bij ons bezwaar het verzoek van adressant toe te
„staan.
„Zoolang echter omtrent die veranderde bestemming
„nog geen definitief besluit is genomen, bestaat er geen
„bezwaar de huur welke op .'10 April a.s. eindigt -
„met eenigen tijd te verlengen.
„Wij hebben de eer U mitsdien in overweging te geven,
„aan adressant mede te deelen, dat wederinhuring wordt