17 April 1909. 163 „dat de hoogere burgerschool in deze gemeente bij „voortduring zware geldelijke offers van de gemeente blijft „vergen en het niet te ontkennen valt, dat dit voor een „belangrijk deel te wijten is aan het groote aantal buiten- leerlingen, hetwelk de school bezoekt „dat de toegekende rijkssubsidie ten eenenmale onvol doende is en zelfs eene aanmerkelijke verhooging daarvan „niet zou wegnemen den eigenaardigen en onhoudbaren „toestand, waarin Breda verkeert ten aanzien van de wijze „van voorziening in zijn middelbaar onderwijs „dat toch Breda de éénige gemeente is in Noord-Brabant, „welke zijne hoogere burgerschool behoudens rijkssub sidie zelf bekostigt, niettegenstaande die schooi is de drukst bezochte in Noord-Brabant en tevens de school, die ,,het grootst aantal buitenleerlingen telt; „dat de schoolbevolking bestaat uit ruim 50 °/0 buiten- leerlingen „dat weliswaar ten behoeve van die leerlingen eenig „schoolgeld gevorderd wordt, doch dat dit schoolgeld niet „hooger is dan voor de leerlingen van inwoners der gemeente, „en bovendien zóó laag, dat het slechts een zeer klein „gedeelte uitmaakt van de som, welke, na aftrek van de „rijkssubsidie, berekend per leerling, ten laste blijft van de „belastingbetalende burgers der gemeente „dat de jaarlijhsche kosten per leerling na aftrek van ,,de rijkssubsidie bedragen ruim f 150.ongeacht de „renten en aflossingen van het kapitaal, besteed aan de „gebouwen, hetwelk sedert '1867 jaar van oprichting „der school ruim f 470 000,heeft bedragen; „dat, waar de gemeente gedurende eene reeks van meer „dan 40 jaren zich zulke belangrijke geldelijke offers ten „behoeve van het middelbaar onderwijs heeft getroost, „adressant durft vertrouwen, dat Uwe Excellentie het on- billijke daarvan zal willen erkennen, te meer, wijl die „offers voor een belangrijk deel gestrekt hebben ten bate „van zoodanige leerlingen, wier ouders niet of slechts in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1909 | | pagina 163