184 8 Mei 1909. „op de talrijke plaatsen, waar 's avonds wordt vergaderd. „Ik wil U niet verzwijgen, dat ik (zij het eene flauwe) hoop „koester, dat door avondvergaderingen de belangstelling „van het publiek voor gemeentezaken zal stijgen en mochten „eenmaal arbeiders in den engeren zin des woords gekozen „worden in onzen raad, dan zal ook voor hen het avond- vergaderuur het meest geschikte blijken. geteekendJ. A. H. van den Brink." De voorzitter stelt dit punt aan de orde. De heer VAN DEN BRINK, zijn voorstel toelichtende, wijst erop, dat art. 2 van het reglement van orde voor den gemeenteraad aanwijst de tijdstippen, waarop de vaste vergaderingen van den raad worden gehouden. Door spre ker is voorgesteld daaraan toe te voegen „De vergade ringen worden gehouden des avonds", welk voorstel hij alsnog wenscht aan te vullen met de woorden „na 6 uur." Spreker meent, dat daardoor de kans op voltallige ver gaderingen grootcr wordt. Ook is het buiten kijf, dat het houden van middagvergaderingen stoornis brengt in de werkzaamheden ter gemeente-secretarie. Verder zou spreker kunnen wijzen op verschillende andere plaatsen, ook in Noord-Brabant, waar de vergade ringen geregeld des avonds worden gehouden, terwijl bovendien de kans bestaat, dat bij avondvergaderingen het bezoek op de publieke tribune zal toenemen en de belang stellenden in gemeentezaken meer van nabij de werkzaam heden van den raad zullen volgen. Met het oog op het bestaande meeningsverschil, of de raad wel het recht zou hebben het uur der vergaderingen te bepalen, wijst spreker, onder aanhaling van de artikelen 40 en 41 der gemeentewet, op hetgeen daarover is vermeld in het bekende werk van prof. Oppenheim over gemeente recht. Spreker wijst verder op de nota van den heer Ketwich Verschuur te Leeuwarden op een desbetreffend voorstel van het raadslid Jansma aldaar, waaruit door hem ver-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1909 | | pagina 184