8 Mei 1909. 187 8. Schrijven van de commissie van bestuur van het pensioenfonds voor gemeente-ambtenaren en hunne weduwen en weezen te Bredad.d. 8 April 1909, daarbij ter goed keuring aanbiedende de rekening en verantwoording van het pensioenfonds over 1908. De voorzitter stelt voor deze rekening met bijlagen te stellen in handen eener commissie van drie leden tot onderzoek en rapport. Hiertoe besloten zijnde en op verlangen van den raad, dat de voorzitter die commissie leden zal aanwijzen, worden door hem als zoodanig benoemd de heeren Reigersman, Heijlaerts en Lijdsman. 9. Schrijven van de gedeputeerde staten van Noord- Brabant, d.d. 28 April 1909, G, n°. 84, houdende beden kingen tegen het ter goedkeuring ingezonden raadsbesluit tot het aangaan eener tijdelijke geldleening. Bij dit schrijven is gevoegd het volgende ontwerp-ant- woord van burgemeester en wethouders „Naar aanleiding van het hierboven aangehaald schrijven „hebben wij de eer U namens den raad op te merken, dat „de tijdelijke geldleening ad f 200 000,wel kan worden „aangegaan tegen eene rente van hoogstens 5 °/0 'sjaars, „doch dat dergelijke leeningen worden aangegaan tegen „het wisseldisconto der Nederlandsche bank plus 1/8 „provisie, welk disconto thans bedraagt 3 °/0 's jaars. „Naar den tegenwoordigen standaard zal de rente eener „definitieve leening bedragen 4 0 0 en juist door lijdelijk „te leenen zal derhalve eene besparing van f 2000, „worden verkregen. „Waar in verschillende gemeenten van ons land de vlot tende schuld verscheidene tonnen beloopt, alvorens tot „de uitgifte eener definitieve leening wordt overgegaan, „kunnen wij niet inzien, dat deze tijdelijke leening voor

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1909 | | pagina 187