188 8 Mei 1909. „onze gemeente te groot zoude zijn. Het geld zal naar „behoefte worden opgenomen ter voorziening in de be hoefte van kasgeld. „Aan het kort op elkander uitschrijven van kleinere „leeningen zijn verschillende bezwaren verbonden, terwijl „eene leening tot zoodanig bedrag, dat de aandeelen ver handelbaar zijn aan de beurs en in de officieele noteering „worden'opgenomen, daarentegen niet te versmaden voor heden biedt. „De leening moet daarvoor minstens f 500 000,be- „dragen. „Het bedrag eener definitieve leening is op dit oogen- „blik, in verband met den stand van meerdere aanhangige zaken, niet te bepalen zonder gevaar te loopen, dat spoe- „dig een nieuw beroep op de geldmarkt zal moeten worden „gedaan ofwel, dat er te veel geleend moet worden. „Voor enkele zaken, o. a. de betaling vanhen gedeelte „der koopsom van gronden voor de cavaleriekazerne, is „bovendien onmiddellijk geld^noodig. „Indien na deze toelichting door uw college nog wordt „vastgehouden aan de meegedeelde zienswijze ten^aanzien „van dit besluit, merken wij op, dat wij noodgedrongen „ten spoedigste tot eene definitieve geldleening zullen „besluiten, doch daarmee voor het oogenblik niet geholpen „zijn, wijl voor de uitgifte toch enkele maanden noodig zijn. „Wij meenen echter, dat het gemeentebelang met de „door ons voorgestelde wijze van handelen ten zeerste „gebaat is en verzoeken daarom beleefd aan het hierbij „teruggaand raadsbesluit alsnog de vereischte goedkeuring „te verleenen."' De voorzitter vraagt, of de raad zich met dit ontwerp-antwoord kan vereenigen. Niemand hiertegen eenige bedenking te kennen gevende, wordt gemeld^ ontwerp-antwoord goed gekeurd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1909 | | pagina 188