4 Juni 1909. 223 Het college zelf heeft verklaard geen kans te zien, om de vacature aan te vullen. Toen zijn burgemeester en wet houders overgegaan tot het samenstellen eener nieuwe verordening, daarbij ter zijde gestaan door den oud-opper- brandmeester, den heer J. IngenHousz. Het bedrag van f 150,dient, om daaruit eenige noodzakelijke kleine uitgaven te kunnen bestrijden. De heer SASSEN had liever gezien, dat men ook ver ordeningen van andere gemeenten geraadpleegd had. De voorzitter doet opmerken, dat herhaaldelijk van elders inlichtingen worden gevraagd omtrent de inrichting der brandweer hier ter stede. Proefondervindelijk is be wezen, dat ze goed is. Waarom zal men dan naar elders gaan De thans voorgestelde verordening bevat slechts kleine wijzigingen van de bestaande. Wat betreft de ver houding en den werkkring der brandmeesters, deze zullen geregeld worden in eene instructie, door burgemeester en wethouders vast te stellen. De heer VAN KEPPEL vraagt, of dit wel mogelijk zal ziin. De brandmeesters zullen allen evenveel te zeggen willen hebben. De voorzitter wijst erop, dat de brandweer is inge deeld in verschillende kringen, die alle hun vast personeel hebben. Eene grootere regelmaat is niet denkbaar. De heer VAN KEPPEL wenscht met betrekking tot den inhoud der verordening zelve nog eene inlichting te ont vangen. Daarin staat o.a., dat bij het blusschen van brand geene muren mogen omver getrokken worden dan op bevel van den burgemeester. Spreker vraagt, of hieraan niet moeten worden toegevoegd de woordenof die hem vervangt. De voorzitter zegt, dat dit overbodig is. De ge meentewet bepaalt reeds, wie den burgemeester bij afwe zigheid vervangt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1909 | | pagina 223