4 Juni 1909. 225 „al te veel onvoldoende gereinigd en behept met velerlei „kwalen, niet alleen met dieren, maar ook met menschen „en vooral kinderen in zeer nauwe aanraking komen. Tal „van inwoners, die niet alleen geen open erf hebben, „maar wier woonruimten zelfs voor het gezin zeer veel te „wenschcn overlaten, bederven daarin de atmosfeer boven- „dien door een of meer honden. „Het bedrag der voorgestelde heffing voor verschillende „categorieën houdt het midden tusschen dat, geheven in „andere gemeenten van ongeveer gelijken rang als Breda, „varieerende tusschen 3,en ƒ12,voor honden van „weelde en van ƒ1,tot ƒ3,voor honden ten behoeve „van eenig bedrijf of nijverheid. „Het wil ons voorkomen, dat tegen de verhooging der „heffing geen bezwaar behoeft te bestaan, omdat zij bijna „uitsluitend een weelde-artikel betreft en de belasting voor „honden ten behoeve van het bedrijf zeer matig gesteld is. „Behoudens de houders van deze laatste categorie van „honden, behoeft niemand, die dat niet wil, ingevolge deze „heffing belastingplichtig te worden. „De voorgestelde wijze van invordering geschiedt in vele „andere gemeenten reeds met het meeste succes. Hier zal „zij eene belangrijke vereenvoudiging in de administratie in „vergelijking met vroeger tengevolge hebben, aan eene „regelmatige inning zeer bevorderlijk zijn en ontduiking tot „een minimum kunnen beperken." De voorzitter stelt deze zaak aan de orde. De heer SASSEN begroet deze verordening met inge nomenheid en hoopt, dat ze aanleiding zal geven tot ver mindering van het aantal honden. Bij het nalezen der verordening vond spreker echter eene onbillijkheid in artikel 8, bepalende, dat teruggaaf van betaalde belasting in geen geval plaats heeft. Spreker acht het billijk, dat, wanneer iemand in de eerste helft van het jaar een hond afschaft, aan hem alsdan voor een halfjaar restitutie wordt verleend.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1909 | | pagina 225