4 Juni '1909. De voorzitter antwoordt hierop, dat burgemeester en wethouders die bepaling niet in de verordening hebben opgenomen, met het oog op de daaraan verbonden admi nistratieve bezwaren. Men zal dan evengoed restitutie moeten verleenen, als iemand een grooten hond door een kleineren vervangt, waardoor hij in eene andere categorie komt. De heer SASSEN vindt het eene kwestie van billijkheid, dat restitutie wordt verleend, als men zijn hond in den loop des jaars afschaft. Als iemand in het begin des jaafs verhuist, zou hij toch voor een voljaar belasting moeten betalen; ook wanneer een hond sterft of wanneer men zich daarvan ontdoet. Dat is niet billijk. Spreker stelt derhalve voor, aan artikel 8 alsnog de bepaling toe te voegen, dat bij afschaffing van een hond in de eerste helft des jaars de belasting voor een halfjaar zal worden terug gegeven. De voorzitter zegt, dat de bepaling, om geen teruggaaf te verleenen, is overgenomen van andere ge meenten. In verschillende gemeenten wordt geen terug gaaf verleend. De heer VAN KEPPEL voelt er niet veel voor, orn teruggaaf te verleenen bij verhuizing. Wanneer daarentegen een hond vóór '1 Juli sterft en geen nieuwe wordt aange schaft, dan bestaat er wel eenige aanleiding, om de be lasting gedeeltelijk te restitueeren. Het amendement van den heer SASSEN, alsnu in stem ming gebracht, wordt verworpen met 13 tegen 7 stemmen. Tegen stemden de heeren mr. W. IngenHousz, Heijlaerts, A. F. Smits, Bom, Bloemarts, Van den Brink, Scheltus, Rombouts, Slechtriem, Staal, Van Keppel, J. M. Ingen Housz en Teychiné.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1909 | | pagina 226