230
4 Juni 1909.
De voorzitter zegt, alvorens de benoeming van
een opvolger aan de orde te stellen, niet te kunnen na
laten den lieer Bloemarts, namens liet dagelijksch bestuur,
namens de leden van den raad en ook namens hem zelf,
dank te brengen voor al hetgeen door hem in het belang
der gemeente is verricht.
Hoezeer den heer Bloemarts van harte gelukwenschend
met de hoogc onderscheiding, welke hem is te beurt ge
vallen, ziet het dagelijksch bestuur hem toch met leede
oogen vertrekken. De wijze van samenwerking was zoo
welgemeend en hartelijk, dat niet beter kon verwacht
worden. Spreker hoopt dan ook, dat zijn opvolger de voet-
stapppen van den heer Bloemarts moge drukken en dat
van hem dezelfde medewerking en jovialiteit moge onder
vonden worden.
De heer BLOEMARTS dankt voor de welwillende en
vleiende woorden, tot hem gericht. Bij het afscheid nemen
van het college van burgemeester en wethouders heeft
spreker gezegd, dat de eervolle onderscheiding, hem te
beurt gevallen, ook eene keerzijde had, want, hoezeer de
betrekking, thans door hem aanvaard, hem ook aangenaam
moge zijn, hij kan niet verhelen, dat het hem oprecht leed
doet, afscheid te moeten nemen van het dagelijksch bestuur
Spreker dankt nogmaals voor de vriendelijke bejegening
in dat college steeds ondervonden. De uren, daarin doorge
bracht, zullen hem steeds in aangename herinnering blijven.
Spreker wenscht het dagelijksch bestuur toe, dat het nog
lange jaren zoo moge blijven bestaan en dat daarin immer
mogen blijven hcerschen dezelfde goede geest en dezelfde
samenwerking, welke thans daarin aanwezig zijneene
samenwerking, die geen verschil van gevoelen behoeft uit
te sluiten, doch waarbij men een offer weet te brengen
aan eigen overtuiging. Daardoor toch wordt de kracht
verkregen in de leiding der zaken.
Verder brengt spreker hartelijk dank aan de leden van
de raad voor de instemming met de vleiende woorden