4 Juni 1909.
239
6. De heer VAN DEN BRINK zegt, dat volgens de
bestaande reglementen aan een gemeente-werkman pen
sioen wordt verleend op '1 Mei volgende op het jaar,
waarin hij den 65-jarigen leeftijd heeft bereikt. Nu is het
onlangs voorgekomen, dat een werkman der gasfabriek
slechts enkele dagen te voren aanzegging kreeg, dat hij
gcpensionneerd zou worden. Spreker zou wenschen, dat
aan ieder werkman reeds bij zijne aanstelling een exemplaar
van het pensioenreglement werd ter hand gesteld. Dat zou
hem voor mogelijke teleurstellingen kunnen behoeden.
Reeds nu zou spreker aan de in dienst zijnde werklieden
een dergelijk reglement willen verstrekken.
De voorzitter erkent, dat er eene fout is begaan,
door den betrokken werkman aan de gasfabriek eerst kort
voor het tijdstip, waarop zijn ontslag zou ingaan, met die
omstandigheid in kennis te stellen. Er zijn echter maatre
gelen getroffen, dat voortaan in den loop van Januari aan
de werklieden aanzegging zal worden gedaan, wanneer zij
met '1 Mei d.a.v. in de termen van pensioen vallen.
7. De heer SASSEN wijst erop, dat onlangs in de lokale
pers een bericht heeft gestaan, volgens hetwelk door het
gemeentebestuur een schrijven zou zijn gericht aan de
besturen der omliggende gemeenten om eene bijdrage in
de kosten der ambachtsschool. Daaraan zou dan de mede-
deeling zijn toegevoegd, dat burgemeester en wethouders
tot hun leedwezen genoodzaakt waren de buitenleerlingen
van de ambachtsschool te weren, voor het geval geene
bijdrage door de betrokken gemeenten werd verleend.
Spreker vraagt, of een dergelijk schrijven werkelijk aan
de besturen der omliggende gemeenten is gericht en zou
dit dan ten zeerste betreuren. Spreker meent, dat door
het rijk reeds de toezegging is gedaan van eene subsidie
van /'5000,a ƒ6000,en zou er daarom te minder
bezwaar in vinden, om de buitenleerlingen, evenals thans,
tot de school toe te laten.