30 Januari 1909. 23 de verordening te doen ingaan op 1 April. Spreker vraagt, of nu ook het abonnement met den centralen keurings dienst tot dien datum kan verschoven worden. De voorzitter antwoordt hierop, dat daarover de raad nog te beslissen heeft. De invoering kan niet plaats hebben, zoolang het contract met den centralen keurings dienst niet is vastgesteld. De artikelen 1 en '2 worden vervolgens zonder bedenking goedgekeurd. Bij art. 3 wijst de heer VAN KEPPEL erop, dat het verboden is ondeugdelijke voedingsmiddelen te vervoeren, in te voeren, door te voeren of ten vervoer in opslag te hebben. Spreker vindt die bepaling te draconisch en wenscht zich daartegen te verzetten. Zoo zou b.v. de Amsterdamsche boot geen meel of andere voedingsmiddelen mogen invoeren, zonder zich eerst te vergewissen of die artikelen wel deugdelijk zijn. Dat gaat te ver. De onder nemer zou dan een geheel laboratorium aan boord moeten houden, want hij is aansprakelijk voor de deugdelijkheid der waren, die hij invoert. Nog erger is de verbodsbepaling omtrent het doorvoeren. Iemand, die potten en pannen van Oosterhout naar Prinsen- hage vervoert, kan worden aangehouden en is verplicht die voorwerpen tot onderzoek af te staan, ofschoon in werkelijkheid de gezondheid der Bredasche ingezetenen daarmede niets te maken heeft. Spreker kan zich voorstellen, dat het noodzakelijk is, zoodanige bepalingen te maken, dat dergelijke schadelijke artikelen niet worden verkocht of geleverd aan ingezetenen, maar de vrijheid van doorvoer naar andere plaatsen mag niet belemmerd worden. Men kan altijd nagaan, waar de goederen blijven. Bestaat er vrees voor ondeugdelijkheid, dan kunnen ze in de opslagplaatsen hier ter stede in beslag genomen worden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1909 | | pagina 23