10 Juli 1909.
Tegenwoordig de heeren A. J. A. VERSCHRAAGE,
A. A. A. MEEUWESEN, F. A. M. J. SMITS, F. J. M.
HEIJLAERTS, A. F. SMITS, A. C. BOM, mr. P. M. J. E.
BLOEMARTS, 1'. A. F. DE BONT, J. A. H. VAN DEN
BRINK, mr. W. INGENUOUSZ, A. P. SCHELTUS, W. G.
H. ROMBOUTS, W. J. SLECHTRIEM, L J. STAAL, J. R.
baron VAN KEPPEL, H. A. SASSEN, J. LIJDSMAN, jhr.
mr. A. REIGERSMAN en J. J. L. TEYCHINÉ.
Afwezig de heeren J. A. J. W. VAN HAL en J. M.
INGENHOUSZ.
Voorzitter de heer mr. E. P.VAN LANSCHOT,burgemeester.
De voorzitter opent de vergadering en zegt, dat
de notulen van het verhandelde in de vergaderingen van
4 en 12 Juni 1909, overeenkomstig het bepaalde bij
artikel 8 van het reglement van orde, ter inzage voor
de leden hebben gelegen en hun bovendien in afdruk zijn
toegezonden en vraagt, of iemand der leden alsnog voor
lezing daarvan verlangt of eenige bemerkingen daartegen
in het midden heeft te brengen.
De heer VAN DEN BRINK zegt, dat op bladz. 205 van
de gedrukte notulen van 4 Juni j.l. blijkbaar eene vergissing
is ingeslopen, waar het geldt de rectificatie van de notulen
van 17 April j.l. Er staat abusief, dat het woord kunnen
moet worden vervangen door moeten. Dit behoort te zijn
het woord moeten te vervangen door kunnen.