10 Juli 1909.
267
De voorzitter vraagt, of de raad zich met dit prae-
advies kan vereenigen.
De heer VAN DEN BRINK hoopt, dat de mededeeling
van burgemeester en wethouders, dat zij bereid zijn te
overwegen, om op de begrooting voor 1910 een post uit
te trekken voor eene gemakkelijk verplaatsbare tent ook
daad moge worden en dat vooral de volksbuurten daarvoor
in aanmerking zullen komen.
De heer VAN KEPPEL kan zich wel vereenigen met het
eerste gedeelte van het prae-advies, maar niet met wat
het tweede gedeelte betreft. Het gaat niet aan, over al
die adressen la mort sans plirase uit te spreken.
In het prae-advies wordt gezegd, dat die adressen af
komstig zijn van belanghebbenden. Dit vindt spreker zeer
natuurlijk. Als men geen belanghebbende is, adresseert
men zich ook niet. Het zijn toch vrije burgers, die het
recht van petitie hebben en op die adressen is toch eenig
antwoord noodig.
De heer SASSEN sluit zich hierbij aan en wil ook hopen,
dat op de begrooting voor 1910 een post zal worden uit
getrokken voor eene verplaatsbare tent, en dat vooral
rekening zal worden gehouden met de menschen, die van
de tegenwoordige plaatsing der tent nadeel ondervinden.
De heer IIEIJLAERTS is het eens met de beide vorige
sprekers. Vroeger is bij feestelijke gelegenheden meer
malen een gehuurde tent geplaatst op den Nieuwen Haagdijk.
Niettegenstaande er dan steeds eene opeenhooping van
menschen was, is er nooit eenige wanordelijkheid voorge
komen. Spreker beveelt dit terrein daarvoor ten zeerste aan.
De voorzitter begrijpt de opmerking van de heeren
Van Keppel en Sassen niet. Aan adressanten zal worden
medegedeeld, wat burgemeester en wethouders van plan
zijn te doen. En daarmede voldoen zij aan hun plicht.