282 7 Augustus 1909. Het onderzoek afgeloopen zijnde en na heropening der vergadering, rapporteert de commissie achtereenvolgens voor ieder district afzonderlijk, bij monde van den heer Reigersman, dat de overgelegde stukken in de vereischte orde zijn bevonden en mitsdien wordt voorgesteld tot toe lating van voornoemde heeren te besluiten. De voorzitter vraagt, of iemand der leden hierover het woord verlangt. Dit niet het geval zijnde, stelt de voorzitter voor, overeenkomstig de conclusie van gemeld rapport, de hee ren J. M. IngenHousz, L. J. Staal, J. R. baron van Keppel, H. A. Sassen, W. J. Slechtriem, A. P. Scheltus en J. Lijdsman voornoemd toe te laten als leden van den raad. Zonder hoofdelijke stemming wordt dienovereen komstig besloten, zullende van dit besluit aan de gedeputeerde staten dezer provincie en de toege- latenen worden kennis gegeven en laatstgenoemden tegen den eersten Dinsdag van September worden opgeroepen, om te worden beëedigd en zitting te nemen. Niet tot dit besluit is medegewerkt door eenig lid, voor zoover het hem persoonlijk aanging. G. Voorstel van het raadslid den heer J. A. H. van den Brink, tot wijziging van art. 14 van het reglement van orde voor den gemeenteraad, luidende als volgt „Ondergeteekende J. A. H. van den Brink, lid van den „raad der gemeente Bredastelt voor art. 14 van het reglc- „ment van orde voor den gemeenteraad, luidende„Lik „voorstel kan door den voorsteller worden toegelicht, doch „geen onderwerp van beraadslaging uitmaken, indien het „niet door ten minste drie leden wordt ondersteund", „aldus te wijzigen„Elk voorstel enzindien het niet ,,door nog twee der overige leden wordt gesteund."

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1909 | | pagina 282