28 />- 30 Januari 1909.
De heer MEEUWESEN kan zich geen juiste voorstelling
ervan maken, op welke wijze men de gemeente voor
schadevergoeding zal kunnen aanspreken. Men zal niet
met bewijsstukken voor den dag kunnen komen, want die
zullen vernietigd zijn.
De voorzitter antwoordt hierop, dat vernietiging
niet verplichtend is en ook niet altijd noodzakelijk. Zoo kan
vet b.v. schadelijk zijn als voedingsmiddel, maar toch nog
goed voor zeepfabrieken.
De heer SASSEN vindt het hoogst wenschelijk in de
verordening ook de bepaling op te nemen, dat aan belang
hebbenden mededeeling zal worden gedaan van den uitslag
van het onderzoek. Men treft het ook in wetten aan.
De voorzitter zegt, dat ook deze bepaling niet in
eene strafverordening thuis behoort. Zoo iets kan wel
geregeld worden, maar niet in deze verordening.
Het betrokken art. 8 wordt hierop zonder ver
dere bedenking goedgekeurd.
Artikel 9 wordt eveneens onveranderd goed
gekeurd.
Bij art. 10 zegt de heer MEEUWESEN, dat de mogelijk
heid bestaat, dat in beslag genomen goederen zonder ver
goeding worden teruggegeven, niettegenstaande die goederen
voor den handelaar waardeloos zijn geworden.
De voorzitter antwoordt hierop, dat in zoo'n geval
de billijkheid zal betracht worden.
De artikelen 10 en 11 worden hierop goedge
keurd.
Bij art. 12 vraagt de heer VAN KEPPEL, of bepaald is,
wie de ambtenaren zijn, belast met den keuringsdienst.