30 30 Januari 1909.
„Door het toenmalige raadslid, den heer Jacoby, werd
„in uwe zitting van 13 April 1907 het voorstel gedaan tot
„aanvulling der algemeene politie-verordening in dien zin,
„dat het hinderlijk zitten en leunen op stoepen en drempels
„worde strafbaar gesteld.
„Aan dit voorstel is tegemoet gekomen door de toevoe-
„ging eener nieuwe zinsnede aan art. 23.
„In uwe zitting van 7 April 1906 (gedr. notulen pag. 95)
„deed de heer Sassen het voorstel om in de politie-ver-
„ordening eene bepaling op te nemen tot het tegengaan
„van de vermomde bedelarij.
„Dit voorstel maakte een punt van bespreking uit in
„uwe zitting van 9 Maart 1907 (gedr. notulen pag. 83), en
„werd alstoen, op voorstel van den heer Bloemarts, aan
gehouden, ten einde te overwegen, in hoever, door
„eene nieuwe redactie, aan de wenschen van den heer
„Sassen ware tegemoet te komen.
„Geheel in overeenstemming met de zienswijze van de
„commissie voor de strafverordeningen, zijn wij van oor-
„deel, dat het stellen van verbodsbepalingen in den geest,
„als door den heer Sassen bedoeld, tot tal van bezwaren
„aanleiding geeft en die verbodsbepalingen niet te hand
haven zijn. Ook de commissaris van politie deelt volko-
„men deze zienswijze.
„De wijziging van hoofdstuk XVII en hoofdstuk XVIII,
„alsmede de intrekking van hoofdstuk XIX houdt verband
„met de nieuwe ontwerp-verordening op voedingsmiddelen
„en gebruiksartikelen.
„Hier wordt er de aandacht op gevestigd, dat de tegen
woordige keurmeesters van vleesch en visch zullen belast
„blijven met de werkzaamheden, tot nu toe door hen verricht,
„maar niettemin ook zullen worden aangewezen, om over
tredingen te constateeren van de verordening op de
„voedingsmiddelen enz. krachtens art. 12 dier verordening,
„om in onvermijdelijke gevallen van niet twijfelachtigen
„aard terstond te kunnen optreden.
