9 September 1909. 333 waterleiding, in verband met de rapporten van den heer H. Sparrius, luidende als volgt „Bij de weder-aanbieding van het rapport-SpARRius over „de administratie der gasfabriek en die der waterleiding „met de daarbij behoorende stukken, zij het ons geoorloofd „even in herinnering te brengen, dat met het besluit om „een zaakkundig advies in te winnen over de beide hier- boven bedoelde administraties werd beoogd het twee ledig doel om de administratie zoodanig te wijzigen en in „te richten, dat een goed overzicht van de bedrijven kon „worden verkregen en om de aflossing der schulden, welke „ten laste dier bedrijven bestaan, doch waarvoor de ge- „meente aansprakelijk is, te regelen naar grondslagen, „waardoor in de toekomst een desorganisatie der gemeente- financiën zou worden uitgesloten. „Bij de aanwijzing van een deskundige, aan wien voor omschreven taak zou worden opgedragen, zijn wij uitge daan van het denkbeeld, dat die deskundige niet alleen „van de commercieele boekhouding, maar ook van de „gemeentelijke administratie op de hoogte moest zijn en „wel, omdat „1°. deze laatste hare bijzondere eischen heeft, waaraan „nu eenmaal niet valt te ontkomen, en „2°. de aard van een gemeentelijk bedrijf meerdere „afwijkingen vertoont met dien der particuliere onderneming. „Om b.v. maar eens iets te nomen. Elk gemeentebedrijf „moet steunen op zoodanige basis, dat het in verre toe komst kan blijven voortbestaan, omdat het is opgericht „ter voorziening in eene algemeene behoefte der gemeen- „schap, welke van zulk overwegend belang is geacht, dat „de gemeente die voorziening op zich heeft genomen, ter- „wijl de particuliere onderneming uitsluitend winst beoogt. „Eene afwijking derhalve, welke hierop neerkomt, dat bij „de gemeente als bedrijfonderneemster op den voorgrond „staat het algemeen belang en als gevolg daarvan het „ongestoord voortbestaan van dat bedrijf, bij den particu-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1909 | | pagina 333