9 September 1909. 349 De voorzitter acht het gewenscht, alvorens tot de behandeling dezer zaak over te gaan, voorlezing te doen van het verzoekschrift, in 1906 door adressanten aan den raad ingezonden. Spreker vindt dit goed om de volgende redenen. In 1907 werd door den raad eene voorloopige concessie verleend tot overname van de bestaande lijnen, zooals ze daar liggen. Als men nu de ontwerp-concessie- voorwaarden nagaat, dan blijkt daaruit, dat reeds in het eerste artikel daarvan is afgeweken. Met het oog op eene regelmatige afdoening, stelt spreker voor de concessie voorwaarden artikelsgewijze te behandelen, tenzij men vooraf in algemeene beschouwingen wenscht te treden, waartegen natuurlijk geen bezwaar bestaat. De heer VAN KEPPEL zegt het volgendeMijnheer de voorzitter. Door het indienen van het prae-advies van bur gemeester en wethouders is de tramgeschiedenis weer in een geheel ander stadium gekomen. Met den besten wil der wereld kan ik in dat prae-advies geene andere be doeling ontdekken dan om de voorwaarden voor de con cessionarissen zoo zwaar mogelijk te maken, zoodat ze onmogelijk kunnen worden aangenomen. Of nu alles wat tot heden geschied is, nu wel de juiste weg is om een einde aan die concessie te maken, wil ik voorloopig in het midden laten, maar dat het aan nemen door den raad van de nu door burgemeester en wethouders voorgestelde wijzigingen in de voorwaarden een vervallen der concessie tot gevolg zal hebben, acht ik vrij zeker. Vermoedelijk zou dat naar den zin zijn van het dage- lijksch bestuur, doch, naar mijn bescheiden meening, zeer verkeerd. Verkeerd, omdat de concept-voorwaarden, die ook door concessionarissen geaccepteerd zijn, naar mijne over tuiging zeer gunstig zijn voor de gemeente, maar vooral verkeerd ook, omdat het een sprong in het duister zou zijn, daar we niet weten, wat we dan zullen krijgen of waar burgemeester en wethouders op aansturen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1909 | | pagina 349