350 9 September 1909. 1913 staat spoedig voor de deur; aan eene verlenging van paardentram-concessie zullen burgemeester en wet houders wel niet denken, als we electrische krijgen kunnen, die mogelijk wel winst, maar zeker geen risico oplevert voor de gemeente. Maar wat zullen burgemeester en wet houders dan wel willen Een eigen aanleg en exploitatie van electrische trams met den bouw van eene electrische centrale misschien Maar dat is evenzeer ondenkbaar, nadat nog zoo kort geleden de raad het unaniem is eens geweest met de conclusie van het rapport van den Utrechtschen ingenieur Smits, dat eene dergelijke exploitatie voor Breda op eene ruïne moet uitloopen. Het komt mij dus voor, mijnheer de voorzitter, dat vóór dat de raad deze wijzigingen van burgemeester en wet houders aanneemt en daardoor de in principe verleende concessie op zij stelt, wij dienen te weten in welke rich ting burgemeester en wethouders dan verder zullen sturen. Kwamen burgemeester en wethouders dan b.v. met een voorstel tot eigen exploitatie, dan was het mogelijk, in mijn oog zelfs hoogst waarschijnlijk, dat daar geen meerderheid voor te vinden was in den raad en dan zou den we eenvoudig niets hebben. Ik vraag daarom aan burgemeester en wethouders, of zij zouden kunnen goedvinden aan den raad mede te deelen, wat zij mcenen, dat geschieden moet, als de concessie vervalt door de aanneming van de voorgestelde wijzigingen. Zonder dat antwoord van burgemeester en wethouders acht ik voor mij het volkomen onnut, om die wijzigingen punt voor punt te bediscussieeren. Waren die wijzigingen werkelijk als verbeteringen be doeld en ik neem gaarne aan, dat de concept-voorwaarden wel voor verbetering vatbaar zijn dan was het wat anders, maar overtuigd als ik ben, dat het doel alleen is obstruc tie tegen deze concessie, zoo zal ik gaarne het antwoord van burgemeester en wethouders afwachten en anders tegen de voorgestelde wijzigingen stemmen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1909 | | pagina 350