V 30 Januari 1909. De heer VAN DEN BRINK zegt, dat het hem ecnigszins is opgevallen, dat tegelijk met de aanbieding van het adres daaraan reeds een prae-advies van burgemeester en wet houders is toegevoegd. Is dat hierin gelegen, wijl de voorzitter van het comité ridder is in de orde van den Nederlandschen Leeuw en de secretaresse eene generaais- vrouw vraagt spreker. In dat prae-advies wijzen burgemeester en wethouders erop, dat het een volksbelang is bij uitnemendheid. Spreker meent echter, dat er ook eenig gevaar aan verbonden kan zijn voor uitbreiding van de huisindustrie. Ook wordt gezegd, dat het comité alle vertrouwen verdient. Volgt hieruit, dat een ander comité geen vertrouwen verdient? vraagt spreker. De voorzitter meent, dat de heer Van den Brink beter had gedaan de opmerking omtrent de samenstelling van het comité achter te houden. Blijkbaar heeft genoemde heer wel eens eene slechte ondervinding van comité's opgedaan. Intusschen kan spreker verzekeren, dat dit comité uitsluitend in het volksbelang werkzaam is. Huisvlijt is een waar volksbelang en de menschen handelen beter door zich op huisvlijt toe te leggen, dan naar meetings te gaan, waar zij dikwijls niet veel goeds leeren. De heer VAN DEN BRINK betoogt, dat het nog een open vraag is, of ze daar minder goeds leeren. Van die vergaderingen gaat evenzeer eene kracht ten goede uit in het belang van den werkman. Overigens meent spreker te moeten verwijzen naar een adres van de vereeniging „Bonus Eventus" in zake den tooneelwedstrijd. Dit adres ging ook niet vergezeld van een prae-advies. De voorzitter zegt, dat het onderwerpelijke adres reeds dagteekent van 22 December 1908. Er is dus al meer dan eene maand verloopen, zoodat burgemeester en wet houders voldoende gelegenheid hebben gehad daaraan een prae-advies toe te voegen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1909 | | pagina 34