9 September 1909.
359
geen concessie voor de oprichting eener electrische cen
trale willen verlecnen.
Dat er na 1913 te Breda geen tram meer zal loopen,
daarover maakt spreker zich niet het minst ongerust. Als
het eenmaal zoover mocht komen, dan zal men burge
meester en wethouders niet onvoorbereid vinden. Deze
zien genoegzaam het gemeentebelang in, om daarvoor te
zorgen. Spreker stelt thans voor, om tot eene artikelsge-
wijze behandeling van de concessie-voorwaarden met de
daarop voorgestelde wijzigingen over te gaan.
Aan de orde is artikel 1.
De voorzitter zegt, dat burgemeester en wethouders
de concessie teruggebracht hebben tot de oorspronkelijke
lijnen. Zij zijn hierbij uitgegaan van het idee, dat de C as-
straat met hare omgeving niet aan het tramverkeer mag
onttrokken worden. De concessionarissen vragen ook alleen
maar overname van de bestaande lijnen.
De heer SASSEN zal tegen alle wijzigingen stemmen,
omdat hem niet gebleken is, dat de concessionarissen die
zullen aannemen.
Artikel 1 met de daarop voorgestelde wijzigingen wordt
alsnu in stemming gebracht en opgenomen met 16 tegen
2 stemmen.
Vóór stemden de heeren Bloemarts, De Bont, Van
den Brink, Slechtriem, Staal, Lijdsman, J. M. Ingen-
Housz, mr. W. IngenHousz, Scheltus, Rombouts, Rei
gersman, Meeuwesen, Fr. Smits, Heijlaerts, A. F. Smits
en Bom.
Tegen waren de heeren Sassen en Van Keppel.
Bij artikel 2 zegt de voorzitter, dat de daarop voor
gestelde wijziging noodzakelijk is geworden, omdat de termijn
van 1 Juli '1909, in dat artikel genoemd, reeds voorbij is.