9 October 1909. 383 „positie beoogt. Deze toch wordt volkomen gerechtvaardigd „alleen reeds door hetgeen in dit opzicht in andere ge beenten is geschied. Daarbij dient gelet op, zooals reeds „eerder is opgemerkt, de wenschelijkheid om goede krachten „te behouden en op de lasten en verplichtingen dier amb tenaren, zooals het verbod van nering of beroep uit te „oefenen, het verrichten van avond- en desnoods Zondags- arbeid, het verbod van beklceden van andere ambten of „bedieningen zonder vergunning, waardoor de gelegenheid „voor bijverdiensten tot een minimum wordt beperkt. „Uit een en ander volgt, dat eene verdeeling der amb tenaren in rangen moet plaats hebben. Want behalve de „arbeidsduur, die voor alle ambtenaren ongeveer gelijk „kan zijn, is noch het te verrichten werk, noch de bekwaam- „heid en geschiktheid, welke voor dat werk vereischt wor- „den, voor allen dezelfde. „Eene verdeeling in vier rangen is daarom wenschelijk „deze komt ten goede aan eene geleidelijke opklimming „der belooning met betrekking tot de vermeerdering van „de behoeften in de verschillende perioden van 's menschen „leven. En bij dit stelsel kunnen personcele toelagen en „gratificatiën, waarvan toekenning onwillekeurig nog wel „eens tot onbillijkheid leidt of althans maakt, dat er be voorrechting in gezien wordt, verdwijnen. „Ten bewijze, dat bij de voorgestelde regeling met een „en ander is rekening gehouden, kan b.v. dienen, dat een „ambtenaar, die in den laagsten rang aanvangt (dus op „20-jarigen leeftijd) en geregeld bevordering maakt, na 17- jarigen (dus op 37-jarigen leeftijd), wanneer in den regel „de uitgaven zeer toenemen, den rang van commies kan „bereiken met de daaraan verbonden maximum-belooning. „Er is naar gestreefd om eenerzijds de financieele ge- Volgen voor de gemeente zoo weinig drukkend mogelijk „te maken en anderzijds om voor de ambtenaren een „bevredigenden toestand te scheppen. Welke de toestand „is in vergelijking met dien in andere gemeenten, kan blijken „uit het hierbij overgelegd jaarboekje van den Nederland-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1909 | | pagina 383