388 WT 9 October 4909. de heffing van weggeld voor hen, die buiten de provincie hun hoofdverblijf hebben, luidende „Geeft met verschuldigden eerbied te kennen de raad „der gemeente Breda „dat Noord-Brabant als grensprovincie en ook om zijne „uitstekende verkeerswegen voorheen kon bogen op een „druk vreemdelingenverkeer, hetgeen in niet geringe mate „bevorderlijk was aan de algemeene welvaart zijner in- „woners „dat echter sedert de invoering van het weggeld het „verkeer met rijwielen, motorrijtuigen, paarden en andere „trekdieren in deze provincie, volgens het algemeen ge voelen en de mededeeling van hotel- en caféhouders, „rijwielhandelaren, benzineverkoopers en in 't algemeen den „middenstand, aanmerkelijk is verminderd „dat deze vermindering te wijten is aan de onbeduidende „vrijstelling van weggeld en de bezwarende formaliteiten, „welke in acht genomen moeten worden door hen, die „buiten de provincie hun hoofdverblijf hebben; „dat ontegenzeggelijk dit verminderd verkeer belangrijke „schade toebrengt aan tal van neringdoenden in deze „provincie „dat hierin, naar de meening van adressant, verbetering „ware te verkrijgen, wanneer inzake de heffing van weggeld „ruimere vrijstellingen werden toegekend en vereenvoudi- „ging werd aangebracht in de te vervullen formaliteiten ten „behoeve van hen, die hun hoofdverblijf buiten de provincie „hebben „Redenen waarom adressant de vrijheid neemt zich tot „uw college te wenden met het eerbiedig verzoek zoodanige „wijzigingen in de verordening op de heffing en invordering „van weggeld aan te brengen, dat aan de hiervoor ge opperde bezwaren wordt tegemoet gekomen, meer speciaal „om, indien tegen geheele vrijstelling van weggeld wette lijk bezwaar bestaat, aan hen, die buiten de provincie „wonen, toe te staan minstens 90 dagen in het jaar, en dan „naar keuze op verschillende tijdstippen, gebruik te maken

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1909 | | pagina 388