fa,.
38 30 Januari 1909.
De heer VAN DEN BRINK wil in de eerste plaats doen
opmerken, dat hij in het bestuur van de comité's der ver
schillende vereenigingen niet eene betrekking inneemt, aan
welke het onderzoek naar de werkloosheid was opgedragen.
Dat heeft het bestuur van den R. K. Volksbond gedaan.
Dat op de lijst enkele personen voorkomen, die niet te
Breda wonen, is wellicht toe te schrijven aan onbekendheid
met de juiste grenzen. Die menschen zullen dan toch wel
te Breda werken en zich als inwoner van Breda beschouwen.
Het is bekend, dat de tegenwoordige grensregeling niet
deugt en spreker is dan ook een voorstander van eene
betere regeling.
Wat betreft de werkzaamheden van het comité, kan
spreker mededeelen, dat reeds viermaal eene ondersteuning
van werkloozen heeft plaats gehad, bestaande uit levens
middelen en brandstoffen. Dat werd den menschen thuis
gebracht, zoodat hun eergevoel er niet door gekwetst werd;
iets wat wel het geval is bij ondersteuning door armbesturen.
Daarin is altijd iets vernederends gelegen.
Met betrekking tot het eerste gedeelte van punt 1 van
het verzoek (spoedige uitvoering van werken) constateert
het prae-advies, dat, hetgeen hier gevraagd is, reeds sedert
cenigen tijd is nagestreefd. Spreker is daar dankbaar voor.
Ten aanzien van punt 2 van het verzoek wordt gecon
stateerd, dat de toestand tot heden zeer gunstig is. Spreker
betwist datoveral in het land is de toestand ongunstig en
nu zou die hier alleen gunstig zijn. Wel wordt gezegd,
dat de inbreng in de bank van leening geringer is, dan in
voorgaande jaren en ook, dat in de hulpbank van de maat
schappij tot nut van het algemeen meer is terugbetaald
dan het vorig jaar, doch daarbij zijn geen cijfers en geen
datyT genoemd^ Dat bewijst dus niets. Evenmin het feit,
dat zich voor sneeuwruimen slechts enkelen hebben opge
geven. Die menschen komen alleen zich aanmelden, als er
sneeuw is. Bovendien zijn velen niet voorzien van het
noodige gereedschap.