6 November 1909.
397
halve in overweging het besluit, waarbij de concessie is
verleend, in te trekken.
De heer MEEUWESEN gelooft niet, dat de raad de
bevoegdheid heeft, om de concessie in te trekken. De
raad heeft die concessie indertijd verleend onder nader
vast te stellen voorwaarden. Deze voorwaarden zijn thans
vastgesteld en nu staat het aan de concessionarissen ter
beoordeeling, of zij die voorwaarden willen aannemen. Zou
de raad tot intrekking overgaan, dan vreest spreker daar
van juridische moeielijkheden.
Spreker betwist ook de meening van den heer Sassen,
dat het de bedoeling van den raad zou zijn geweest, om
de concessie van de baan te hebben. De raad heeft zoo
danige voorwaarden vastgesteld, dat hij gewaarborgd is een
goede tram te hebben.
De concessionarissen willen thans het tijdstip van aan
vaarding der voorwaarden uitstellen tot 6 maanden nadat
met de omliggende gemeenten overeenstemming is ver
kregen. Hoelang kan dat nog wel duren, vraagt spreker.
Als de raad daarop inging, zou hij met handen en voeten
aan de concessionarissen gebonden zijn.
De heer ROMBOUTS heeft bij de ontvangst der concept-
voorwaarden den indruk gekregen, alsof hij de voorwaarden
van een concessionaris onder de oogen kreeg. Van dat
standpunt mag echter de raad niet uitgaan. De gemeente
geeft concessie en bindt zich tot 1943. De voorzichtigheid
en de wijsheid eischen dus, dat zoodanige voorwaarden
worden gesteld, waardoor de belangen der gemeente ge
waarborgd zijn. Van dit standpunt hebben burgemeester
en wethouders de zaak beschouwd. Zij hebben er naar
gestreefd, om zoodanige voorwaarden te bedingen, welke
voor de gemeente aannemelijk konden worden geacht.
Spreker acht die voorwaarden voor de concessionarissen
geenszins onaannemelijk. Zij kunnen haar aannemen of
verwerpen.