398 7 6 November 1909.
De heer BLOEMARTS meent uit het feit, dat de con
cessionarissen op de vastgestelde voorwaarden nog eens
terugkomen, te mogên afleiden, dat deze niet den indruk
gevestigd hebben, alsof ze absoluut onaannemelijk zijn.
Anders zouden concessionarissen haar al dadelijk hebben
verworpen.
De waardigheid van den raad komt hier niet in het spel.
Deze heeft indertijd de concessie verleend onder nader
vast te stellen voorwaarden. Wijl het hier eene zeer inge
wikkelde kwestie gold, benoemde de raad eene commissie,
om in overleg met de concessionarissen die voorwaarden
te ontwerpen, hetgeen geschied is. De meerderheid van de
commissie was van oordeel, dat de ontworpen voorwaarden
ook voor den raad aannemelijk zouden zijn, doch de raad
heeft gemeend die voorwaarden te moeten verzwaren.
De gemeente en de concessionarissen staan als twee ge
lijkwaardige contractanten tegenover elkander. De conces
sionarissen werken in hun volkomen gerechtvaardigd eigen
belang, doch ditzelfde standpunt wordt ook door de gemeente
ingenomen, die eveneens de voorwaarden voor haar zoo
voordeelig mogelijk tracht te maken. Spreker is er niet
voor, de onderhandelingen te heropenen. De voorwaarden
zijn na ernstige en nauwgezette overweging vastgesteld.
Het houden van besprekingen is inderdaad tijdroovend,
zoodat dan de zaak weer op de lange baan geschoven
wordt.
De heer SASSEN zegt, dat het bij hem onherroepelijk
vaststaat, dat men de concessie van de baan wil hebben.
Het voorstel van den heer Meeuwesen, om de onderhan
delingen niet te heropenen, bevestigt deze meening. Spre
ker zou er geen bezwaar in zien, om op het besluit tot
het verleenen der voorloopige concessie, terug te komen.
Dat is zoo eenvoudig mogelijk. Intusschen doet het spreker
genoegen, dat deze zaak thans weer te berde is gebracht,
wijl hij daardoor in zijne meening is versterkt geworden.